In dit e-blad :
- De gedwongen uitvoering - herinnering
- Het beslag
- Beslag op roerend goed bij de debiteur
- Beslag bij derden
- Beslag op vliegtuigen en op schepen
- Teruggave en consignatie
- Beslag op onverdeelde goedere
De gedwongen uitvoering - herinnering
1. VOORAF
Worden beschouwd als materiële goederen, de dingen die bestaan in de fysieke wereld en die door de zintuigen of door middel van materiële instrumenten kunnen worden waargenomen (bijvoorbeeld : een dier, een televisie of een auto).
In Italië kunnen materiële goederen het voorwerp uitmaken van een gedwongen uitvoering door middel van:
- 1. Het beslag :
- a. roerend bij de debiteur
- b. roerend bij een derde
- c. onroerend (fiche 5)
- 2. De consignatie (roerende goederen) en de teruggave (onroerende goederen)
of via een:
- 3. Bewarend sekwester
- 4. Gerechtelijk sekwester
De gedwongen uitvoering is onderworpen aan de bepalingen van titel II, hoofdstuk I (artikel 483 en volgende) van het Italiaanse Wetboek Burgerlijke Procedure.
De Italiaanse wet bepaalt dat, om aanleiding te kunnen geven tot de uitvoering, de schuldeiser moet beschikken over een uitvoerbare titel. Om te kunnen overgaan tot de uitvoering moet de schuldeiser bovendien een "ingebrekestelling" hebben betekend aan de debiteur. Deze formaliteit heeft als gevolg:
- Dat aan de debiteur een bijkomende termijn wordt toegekend voor de spontane regeling van de schuld;
- Dat aan de schuldeiser een termijn (van negentig dagen) wordt toegekend om over te gaan tot de uitvoering.
2. DE UITVOERBARE TITEL
Artikel 474 van het Italiaanse wetboek Burgerlijke Procedure bepaalt dat de gedwongen uitvoering enkel kan gebeuren krachtens een uitvoerbare titel met betrekking tot een zekere (bestaande), vlottende (dit betekent dat het bedrag ervan moet kunnen worden begroot) en opeisbare (niet onderworpen aan enige voorwaarden of bepalingen) vordering.
De uitvoerbare titel, grond van iedere gedwongen uitvoering, stemt overeen met het document dat het bestaan aantoont van een vordering van de debiteur opzichtens de schuldeiser en dat vervolgens aan de notaris oplegt om over te gaan tot de uitvoering binnen de grenzen en in overeenstemming met de wet.
De wet onderscheidt twee types uitvoerbare titels:
- 1. De gerechtelijke uitvoerbare titels:
- a. de arresten;
- b. de maatregelen "en de andere akten" waaraan de wet uitdrukkelijk uitvoerbare kracht toekent;
- 2. De buitengerechtelijke uitvoerbare titels:
- a. de gewaarmerkte privé geschriften, met betrekking tot de financiële vorderingen die ze bevatten;
- b. de orderbriefjes en andere titels van vorderingen waaraan de wet uitdrukkelijk dezelfde uitvoerbare kracht toekent;
- c. de akten verleden door een notaris of iedere andere openbaar ambtenaar, wettelijk gemachtigd om ze te verlijden.
3. INGEBREKESTELLING (Aanmaning tot betalen)
De ingebrekestelling is een formeel bevel om de verplichting uit te voeren die het voorwerp uitmaakt van de uitvoerbare titel, binnen een termijn die niet korter kan zijn dan tien dagen, die vermeldt dat ingeval van niet-uitvoering, de gedwongen uitvoering in werking gesteld zal worden. Dit formeel bevel vormt dus een akte die noodzakelijk is voorafgaand aan de uitvoering, behoudens in bepaalde uitzonderlijke omstandigheden bepaald door de wet (bijvoorbeeld : in de bewarende procedures). Naast het in gebreke stellen heeft dit document als andere functie het stuiten van de verjaring.
De ingebrekestelling wordt nietig geacht indien de gedwongen uitvoering niet werd aangevat binnen de negentig dagen vanaf de betekening ervan. Indien verzet wordt ingesteld om de ingebrekestelling te betwisten wordt de termijn opgeschort en begint deze opnieuw te lopen in toepassing van artikel 627 van het Italiaanse Wetboek Burgerlijke Procedure.
4. CUMUL VAN DE Uitvoeringswegen
Artikel 483 van het Italiaans Wetboek Burgerlijke Procedure bepaalt dat om het patrimonium van de debiteur in beslag te nemen, de schuldeiser een beroep kan doen op meerdere middelen van gedwongen onteigening en deze kan gebruiken die hij het meest nuttig acht: het beslag op roerende goederen bij de debiteur of bij derden of het beslag op onroerende goederen.
Dergelijke cumul impliceert de mogelijkheid voor de schuldeiser om de debiteur verschillende types van uitvoerende maatregelen op te leggen in de mate waarin hij tegelijkertijd kan overgaan tot de uitvoering op roerende goederen, onroerende goederen en de vorderingen van de debiteur, door middel van autonome procedures.
De wet heeft evenwel instrumenten voor verweer en vrijwaring van de debiteur voorzien, door aan de uitvoeringsrechter de bevoegdheid toe te kennen om tussen te komen in de uitvoeringsprocedure - op verzet van de debiteur - en de uitvoering te beperken tot de maatregel waartoe werd beslist door de schuldeiser of bij gebreke hieraan, tot deze maatregel waartoe werd beslist door de rechter zelf.
Het beslag
1. AANMANING
In de zin van artikel 492 van het Italiaanse Wetboek Burgerlijke Procedure bestaat het beslag uit een aanmaning betekend aan de debiteur door de gerechtsdeurwaarder om zich te onthouden van elke daad strekkend tot het onttrekken aan de waarborg van de vordering, de goederen die onderworpen zijn aan het beslag, alsook de opbrengsten en inkomsten van deze goederen.
De aanmaning is een wettelijke verplichting met als gevolg dat de daden van beschikking uitgeoefend door de debiteur op de beslagen goederen nietig worden.
2. VORMVEREISTEN
Voor wat betreft de vorm moet in overeenstemming met artikel 492 van het Wetboek Burgerlijke Procedure het beslag bovenop voormelde aanmaning bevatten:
- de vraag aan de debiteur om bij de griffie van de Uitvoeringsrechter, zijn woonplaats of woonstkeuze op te geven in één van de gemeenten van het arrondissement van de rechter gelast met de uitvoering van het beslag en de verwittiging dat ingeval van het niet opgeven of ingeval van het opgeven van een onvindbaar adres, toekomstige betekeningen te zijner attentie zullen worden verstuurd aan de griffie van voormelde rechter;
- de vermelding dat de debiteur kan vragen om de goederen of vorderingen die het voorwerp uitmaken van het beslag te vervangen door een geldsom gelijk aan het bedrag verschuldigd aan de schuldeiser die de beslagprocedure heeft aangevat en aan de betreffende schuldeisers, overeenstemmend met de hoofdvordering vermeerderd met de intresten en kosten die werden opgelopen alsook met de kosten van uitvoering.
De Italiaanse wet nummer 52 van 24 februari 2006 heeft bovenop strengere maatregelen opzichtens het patrimonium van de debiteur een nieuwe formaliteit ingevoerd, "de patrimoniale aangifte", die beoogt om de debiteur te verplichten mee te werken aan het goede verloop van de procedure.
De vierde alinea van artikel 492 van het Wetboek Burgerlijke Procedure bepaalt evenwel dat in het geval dat de gerechtsdeurwaarder zou vaststellen dat het geheel van de goederen van de debiteur ontoereikend zijn of lijken te zijn om de vordering terug te betalen verschuldigd aan de schuldeiser die de beslagprocedure heeft aangevat - gelijk aan de gevorderde som, vermeerderd met 50 % van de gerechtskosten - de debiteur zal worden verzocht om de goederen en vorderingen op te geven, andere dan deze waarvan de gerechtsdeurwaarder kennis heeft, alsook de plaats waar de goederen zich bevinden of de identiteit van derde debiteuren.
De gerechtsdeurwaarder moet de debiteur uitnodigen om de patrimoniale aangifte te doen zoals voorzien in de vierde alinea van artikel 492 van het Wetboek Burgerlijke Procedure wanneer:
- 1. de beslagen goederen niet volstaan om de vordering te waarborgen die het voorwerp uitmaakt van de procedure;
- 2. de beslagen goederen met het oog op de vereffening van lange duur lijken te zijn;
- 3. het geheel van de beslagen goederen onvoldoende geworden zijn ingevolge de tussenkomst van andere schuldeisers.
De gerechtsdeurwaarder moet dan, na de debiteur op de hoogte te hebben gebracht van de sanctie voorzien door artikel 388 van het Italiaanse Strafwetboek voor het niet opgeven of het verkeerd opgeven, een proces-verbaal opstellen dat eveneens getekend wordt door de debiteur.
De Italiaanse wetgever heeft eveneens aan de gerechtsdeurwaarder - bovenop de patrimoniale aangifte - de bevoegdheid toegekend om toegang te krijgen tot de gegevens van de fiscale registers en de andere openbare registers, teneinde het bestaan na te gaan van andere goederen en rechten toebehorend aan de debiteur die in beslag genomen kunnen worden. Bovendien, wanneer de debiteur een handelsonderneming heeft, bepaalt de wet de mogelijkheid om de patrimoniale opzoekingen te verdiepen aan de hand van boekhoudkundige geschriften.
3. ONBESLAGBAARHEID
In de zin van artikel 2740 van het Burgerlijk Wetboek moet de debiteur zijn verplichtingen tot terugbetaling uitvoeren op het geheel van zijn goederen, nu en in de toekomst. Deze patrimoniale aansprakelijkheid van de debiteur stemt overeen met het recht van de schuldeiser om zich te laten terugbetalen op alle goederen toebehorend aan de debiteur. Er bestaan evenwel bepaalde uitzonderingen op dit algemeen principe (gesteld door artikel 2740 van het Burgerlijk Wetboek) die zijn bepaald door artikel 514 van het Burgerlijk Wetboek Procedure en door bepaalde wetten die afwijken van het principe van de patrimoniale aansprakelijkheid van de debiteur en die bepaalde goederen onbeslagbaar maken.
Het behoort toe aan de gerechtsdeurwaarder om te bepalen of bepaalde of het geheel van de goederen van de debiteur al dan niet deel uitmaken van zijn "beslagbaar" patrimonium. Bij het opzoeken van goederen die in beslag kunnen genomen worden heeft de gerechtsdeurwaarder de bevoegdheid om naar eigen discretie, de onbeslagbaarheid van de goederen te bepalen. Indien evenwel de goederen beslagbaar zouden verklaard worden door de gerechtsdeurwaarder en de debiteur zich hiertegen zou verzetten, zou de beslissing over het beslagbare karakter van de goederen echter toekomen aan de rechter.
Er dient te worden vermeld dat de instrumenten, voorwerpen en boeken die onontbeerlijk zijn voor de uitoefening van het beroep, van de kunst of het vak van de debiteur in beslag kunnen genomen worden binnen de grenzen van één vijfde, en enkel indien de veronderstelde waarde van de verkoop van de andere in beslag genomen goederen door de gerechtsdeurwaarder of door de debiteur zelf, onvoldoende zou zijn om de vordering terug te betalen.
Beslag op roerend goed bij de debiteur
1. PLAATS VAN UITVOERING
Voor het uitvoerend beslag op roerend goed bij de debiteur voorziet het Wetboek meerdere uitvoeringsmodaliteiten in functie van de plaats waar de goederen die in beslag genomen moeten worden, zich bevinden:
- 1) uitvoerend beslag op roerend goed in de woonst van de debiteur en op andere plaatsen die hem toebehoren;
- 2) uitvoerend beslag op roerend goed bij een derde die ermee instemt door de goederen aan te wijzen die toebehoren aan de debiteur, die het voorwerp zullen uitmaken van het beslag.
Er wordt verder vermeld dat ingeval de derde niet ermee zou instemmen om de goederen aan te duiden die toebehoren aan de debiteur, de schuldeiser beschikt over twee alternatieven teneinde over te gaan tot het beslag van de goederen :
- a. het beslag bij derden : artikel 543 van het Italiaans Wetboek Burgerlijke Procedure en volgende, die een verklaring van een derde voor de rechter voorzien;
- b. rechtstreeks beslag: op beslissing van de Voorzitter van de rechtbank of van een door hem afgevaardigde rechter in het kader van het beroep ingesteld door de schuldeiser, is het mogelijk om de goederen vermeld in de beslissing, die zich niet zouden bevinden op plaatsen toebehorend aan de debiteur, maar waarover deze laatste op directe wijze zou kunnen beschikken, in beslag te nemen.
2. UITVOERINGSFASEN
De schuldeiser die een beslag wenst te leggen moet aan de bevoegde UNEP (Office des Notifications, Exécutions et Protestations - Kantoor voor Kennisgevingen Uitvoeringen en Verzet) de uitvoerbare titel en de ingebrekestelling overmaken. Deze documenten worden gecontroleerd door de aangestelde gerechtsdeurwaarder bij ontvangst van de akten. Indien zij geen enkele onregelmatigheid vertonen, worden deze akten overgemaakt aan de bevoegde gerechtsdeurwaarder.
In zijn verzoek tot beslag kan de schuldeiser verklaren dat hij wenst deel te nemen, met bijstand of door bemiddeling van een advocaat en/of van een deskundige en op zijn eigen kosten, aan de verrichtingen van het beslag. In dit geval moet de gerechtsdeurwaarder die gelast is met het beslag, aan de schuldeiser de datum en het uur mededelen van het beslag, binnen een termijn van vijftien dagen die kan worden beperkt in geval van hoogdringendheid (artikel 165 van de toepasselijke bepalingen van het Wetboek Burgerlijke Procedure).
De gerechtsdeurwaarder begeeft zich vervolgens met deze documenten (uitvoerbare titel en ingebrekestelling) en binnen de termijn van de geldigheid van de akte van ingebrekestelling, naar de plaats aangeduid om over te gaan tot het beslag.
Artikel 519 van het Wetboek Burgerlijke Procedure bepaalt dat het beslag niet kan worden gelegd op feestdagen noch buiten de uren voorzien in artikel 147 van het Wetboek Burgerlijke Procedure (7.00 uur en 21.00 uur), behalve in geval van machtiging van de Voorzitter van de rechtbank of van een door hem afgevaardigde rechter.
Het beslag dat wordt aangevat binnen het voormelde tijdsbestek, kan worden verdergezet tot het is afgehandeld.
3. BIJSTAND VAN DE OPENBARE MACHT
Wanneer de debiteur verzet opwerpt of ingeval andere personen de uitvoering van het beslag zouden belemmeren, kan de gerechtsdeurwaarder beslissen om een beroep te doen op de bijstand van de openbare macht.
In de mate waarin zij een recht uitmaakt erkend door een uitvoerbare titel, is de uitvoering een subjectief publiek recht dat toelaat van de Staat het optreden te bekomen nodig voor de uitoefening van het in de voormelde titel erkende recht, waaronder het gebruik van de openbare macht. Bijgevolg is de aanvaarding of de weigering om de openbare macht te laten tussenkomen in het geval de uitzetting noodzakelijk zou zijn, aan geen enkele voorwaarde onderworpen, dan de beschikbaarheid van de openbare macht, maar enkel voor de strikt noodzakelijke duurtijd. Het Hof van Beroep van Milaan, Eerste Kamer, 27 oktober 1981, nummer 1694.
4. GEDWONGEN UITVOERING MET GEDWONGEN OPENING
De meest frequente moeilijkheden die de gerechtsdeurwaarder ondervindt op de plaats van de uitvoering zijn de volgende:
- a) de deur is gesloten bij afwezigheid van de debiteur en de andere personen die in de woonst leven, of
- b) de personen weigeren de inkomdeur te openen om het beslag te vermijden.
In dergelijke situaties beschikt de gerechtsdeurwaarder over meerdere bevoegdheden waaronder deze om over te gaan tot de gedwongen opening van de deur. De tweede alinea van artikel 513 van het Wetboek Burgerlijke Procedure bepaalt immers dat wanneer het noodzakelijk is over te gaan tot de opening van deuren, bergingen of containers, om de weerstand van de debiteur of van derden te overwinnen of nog om de personen te verwijderen die de uitvoering van het beslag verstoren, de gerechtsdeurwaarder naargelang van de omstandigheden en zo nodig de bijstand kan vragen van de openbare macht.
5. OPZOEKEN VAN DE GOEDEREN
De opzoeking van de beslagbare goederen vormt een daad met betrekking tot het beslag die integraal deel uitmaakt van de procedure. Artikel 513 van het Wetboek Burgerlijke Procedure stelt de stappen voor die de gerechtsdeurwaarder moet zetten om de beslagbare goederen van de debiteur op te zoeken waarbij hij in deze volgorde de goederen moet zoeken:
- in de woonst van de debiteur;
- op andere plaatsen toebehorend aan de debiteur;
- op de persoon van de debiteur;
- op plaatsen die niet toebehoren aan de debiteur.
6. BESLAG IN PLAATSEN DIE NIET TOEBEHOREN AAN DE DEBITEUR
Wanneer het beslag op goederen moet worden uitgeoefend op plaatsen die niet toebehoren aan de debiteur kan de procedure bestemd om dergelijke goederen in beslag te nemen meerdere types aannemen:
- beslag bij derden - zoals voorzien in artikel 543 van het Wetboek Burgerlijke Procedure - voor de goederen die toebehoren aan de debiteur die bijgehouden worden door derden en waarover de debiteur niet op rechtstreekse wijze kan beschikken;
- uitvoerend beslag op roerende goederen van de debiteur met machtiging van de voorzitter van de rechtbank wanneer goederen zich bevinden op plaatsen die niet toebehoren aan de debiteur maar waarover deze op rechtstreekse wijze kan beschikken.
Het is belangrijk om te vermelden dat wanneer de gerechtsdeurwaarder beslist om over te gaan tot een rechtstreeks beslag bij een derde, het niet volstaat dat de derde het goed aanduidt, hij moet ook verklaren dat het goed toebehoort aan de debiteur.
Artikel 517 van het Wetboek Burgerlijke Procedure
Het beslag moet betrekking hebben op de goederen die de gerechtsdeurwaarder het gemakkelijkst en het snelst vereffenbaar acht, binnen de grenzen van een verkoopwaarde die vermoed wordt gelijk te zijn aan het bedrag van de som die het voorwerp uitmaakt van de aanmaning, vermeerderd met de helft.
In alle gevallen moet de gerechtsdeurwaarder de voorkeur geven aan contanten, waardevolle voorwerpen, vorderingen alsook aan ieder goed waarvan de vereffening als zeker zou lijken.
De derde die beweert een eigendomsrecht of enig ander zakelijk recht te bezitten op de in beslag genomen goederen, kan verzet aantekenen tegen de uitvoeringsrechter alvorens wordt overgegaan tot de verkoop van de goederen. De rechter bepaalt dan een zittingsdatum voor verschijning voor hem van partijen alsook de termijn voor het verstrijken van de betekening van het rechtsmiddel en van zijn beslissing.
Indien tijdens de zitting partijen tot een akkoord zouden komen, verleent de rechter hiervan akte bij beschikking. De rechter kan iedere andere beslissing nemen die hij geschikt acht teneinde in voorkomend geval de inwerkingstelling of de annulatie van de uitvoeringsprocedure te waarborgen en recht doen (in het geval van annulatie van de procedure) met betrekking tot de toepasselijke kosten.
7. BESCHRIJVING VAN DE INBESLAGGENOMEN GOEDEREN
Alinea 1 van artikel 518 van het Wetboek Burgerlijke Procedure bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder een proces-verbaal opstelt van zijn verrichtingen en de in beslag genomen goederen beschrijft alsook hun staat met behulp van foto's of enige andere wijze van audiovisuele weergave.
Door het proces-verbaal van beslag aan te vullen met foto's of audiovisuele weergaven is het voornaamste doel te vermijden dat de debiteur op het ogenblik van de weghaling van de in beslag genomen goederen bestemd voor gedwongen verkoop, deze zou kunnen vervangen door andere goederen die er hetzelfde uitzien maar met een lagere waarde.
De algemene "schriftelijke" beschrijving wanneer het in beslag genomen goed geen geregistreerd goed is (zoals bijvoorbeeld een voertuig) kan immers aanleiding geven tot frauduleuze daden vanwege de debiteur die moeilijk achterhaalbaar zijn. De fotografische of audiovisuele weergaven kunnen worden gemaakt door de gerechtsdeurwaarder maar ook door de veilingmeester aangesteld om de waarde van de goederen te schatten.
Het gebrek aan fotografische of audiovisuele weergave in het proces-verbaal van het beslag is geen motief voor ongeldigheid voorzien door de wet, maar wordt dit wanneer de doelstelling niet bereikt wordt.
8. VERONDERSTELDE VEREFFENINGSWAARDE VAN DE IN BESLAG GENOMEN GOEDEREN
Bij de inwerkingtreding van de hervorming van de uitvoerende beslagen op roerend goed heeft de wet een nieuw criterium ingelast voor de schatting van de goederen die het voorwerp uitmaken van een beslag. Indien immers voordien de schatting van een goed verbonden was aan de commerciële waarde ervan verwijst de wet voortaan naar de veronderstelde vereffeningswaarde. Dit betekent dat om de waarde van het goed te schatten, de gerechtsdeurwaarder nauwkeurig het bedrag moet schatten dat zal kunnen gerecupereerd worden bij de gedwongen verkoop van het goed in kwestie. De referentiecriteria om op benaderende wijze de geschatte vereffeningswaarde te beoordelen, zijn verbonden met vraag en aanbod op de economische markt voor het goed dat het voorwerp uitmaakt van het beslag.
Rekening houdend met het feit dat de gerechtsdeurwaarder overgaat tot de schatting van de goederen op basis van ervaring en algemene competenties kan hij tijdens een uitvoeringsprocedure goederen in beslag nemen waarvan de schatting specifieke en sectorgebonden competentie vereist. Voor deze bijzondere gevallen heeft de wet aan de gerechtsdeurwaarder de bevoegdheid toegekend om een beroep te doen op de competenties van een deskundige naar keuze.
De wet voorziet twee mogelijke momenten voor de benoeming van een veilingmeester door de gerechtsdeurwaarder:
- 1. Indien hij het nuttig acht of op vraag van de schuldeiser benoemt de gerechtsdeurwaarder de veilingmeester alvorens het uitvoerend beslag aan te vatten;
- 2. De gerechtsdeurwaarder benoemt de veilingmeester in de loop van het uitvoerend beslag.
Het eerste geval doet zich voor wanneer a priori de gerechtsdeurwaarder van mening is dat op de plaats van het beslag hij zeer waarschijnlijk goederen zal aantreffen waarvan de waarde moeilijk te schatten, is bijvoorbeeld in het geval van een beslag in een juwelierszaak. In deze hypothese zal de gerechtsdeurwaarder vooraf een veilingmeester benoemen met wie hij op de plaats van het beslag zal gaan.
Het tweede geval doet zich voor wanneer de gerechtsdeurwaarder die zich ter plaatse begeeft waar het beslag wordt uitgevoerd, aldaar goederen aantreft waarvan de waarde moeilijk te schatten is. In deze tweede hypothese - luidens de tweede alinea van artikel 518 van het Wetboek Burgerlijke Procedure - kan de gerechtsdeurwaarder de schattingsverrichtingen uitstellen door een eerste proces-verbaal van beslag op te stellen en binnen een beperkte termijn en vóór het verstrijken van de termijn van dertig dagen, overgaan tot de definitieve schatting van de goederen die het voorwerp uitmaken van het beslag, op basis van de schattingen verstrekt door de deskundige die in elk geval gemachtigd zal zijn om toegang te krijgen tot de plaats waar de voormelde goederen zich bevinden.
Beslag bij derden
1. VOORAF
Het beslag bij derden is geregeld door de artikelen 543 tot 554 van het Wetboek Burgerlijke Procedure.
De schuldeiser die beslag wenst te leggen op een onroerend goed toebehorend aan een debiteur waar in het bezit van een derde moet overgaan - tenzij gezegde derde ermee instemt om spontaan het goed aan de gerechtsdeurwaarder aan te duiden - in overeenstemming met de modaliteiten en formaliteiten bepaald in artikel 543 en volgende van het Wetboek Burgerlijke Procedure (onteigening bij een derde).
Artikel 543 van het Wetboek Burgerlijke Procedure
Het beslag op vorderingen van de debiteur opzichtens derden of op goederen toebehorend aan de debiteur in het bezit van derden wordt persoonlijk aan de derde of aan de debiteur betekend in overeenstemming met artikel 137 en volgende.
Bovenop de aanmaning aan de debiteur voorzien in artikel 492 moet de akte bevatten:
- 1. Vermelding van de vordering die het voorwerp uitmaakt van de procedure, van de uitvoerbare titel en van de ingebrekestelling;
- 2. Vermelding, minstens in het algemeen, van de goederen en van de verschuldigde sommen alsook van het bevel aan de derde hierover niet te beschikken zonder gerechtelijke machtiging;
- 3. De aangifte van woonplaats of woonstkeuze in de gemeente van de bevoegde rechtbank;
- 4. De dagvaarding van de derde en van de debiteur om te verschijnen voor de rechter van de plaats van woonst van de derde opdat zij de aangiften zouden doen voorzien door artikel 547 en dat de debiteur aanwezig zou zijn bij de aangifte en bij de latere handelingen, alsook uitnodiging van de derde om te verschijnen wanneer het beslag betrekking heeft op de vorderingen vermeld in de alinea's drie en vier van artikel 545, en in de andere gevallen, om de verklaring per aangetekend schrijven mee te delen voorzien in artikel 547 aan de schuldeiser die het beslag aanvat, binnen een termijn van tien dagen.
Voor de kennisgeving van de zitting van verschijning is het noodzakelijk de termijn te respecteren voorzien in artikel 501.
De gerechtsdeurwaarder die de akte heeft betekend is ertoe gehouden om onmiddellijk het origineel neer te leggen op de griffie van de rechtbank voor de samenstelling van het dossier voorzien in artikel 488. Dit dossier moet een uitvoerbare titel bevatten alsook de ingebrekestelling die de schuldeiser die het beslag aanvat moet neerleggen op de griffie bij de door artikel 314 voorziene verschijning.
(Artikel 314. Artikel afgeschaft door artikel 71, Wetgevend decreet 19 februari 1998, nummer 51).
Het is bovendien nuttig nader te vermelden dat het niet mogelijk is om over te gaan tot de onteigening bij een derde wanneer de betreffende derde eigenaar is geworden van het goed dat voordien toebehoorde aan de debiteur en waarvan de vervreemding nadeel berokkend heeft aan de rechten van de schuldeiser. In dit geval gaat het niet om een beslag bij derden maar om een beslag van een derde dat vervolgens wordt geregeld door de artikelen 602 en volgende van het Wetboek Burgerlijke Procedure.
Artikel 602. Wijze van onteigening.
Wanneer het voorwerp van de onteigening een goed is dat bezwaard is met een pand of met een hypotheek om de schuld van iemand anders te waarborgen of nog een goed waarvan de vervreemding vanwege de debiteur geannuleerd werd wegens fraude, worden de bepalingen toegepast voorzien in de vorige hoofdstukken, behoudens tegenstrijdige bepalingen van de volgende artikelen.
Artikel 603. Kennisgeving van de uitvoerbare titel en van ingebrekestelling.
De uitvoerbare titel en de ingebrekestelling moeten eveneens worden betekend aan de derde.
In de ingebrekestelling moeten de goederen van de derde die moet wordt onteigend duidelijk vermeld worden.
Artikel 604. Bijzondere bepalingen.
Het beslag en meer bepaald de daden van onteigening worden aan de derde gericht op wie alle bepalingen van toepassing zijn met betrekking tot de debiteur, met uitzondering van het verbod voorzien in de eerste alinea van artikel 579.
Telkenmale de debiteur in overeenstemming met de voorgaande hoofdstukken gehoord moet worden wordt de derde eveneens gehoord.
Artikel 546. eerste alinea. Verplichtingen van de derde.
Vanaf de dag van de kennisgeving van de akte voorzien in artikel 543, is de derde, voor de goederen en sommen door hem verschuldigd en binnen de grenzen van het bedrag van de vordering die het voorwerp uitmaakt van de ingebrekestelling, vermeerderd met 50 %, tot de door de wet voorziene verplichtingen van bewaarder.
2. VORM VAN HET BESLAG BIJ DERDEN
De akte van derdenbeslag heeft als functie om op de vordering van de debiteur die het voorwerp uitmaakt van een beslag, een verplichting van bestemming te leggen ten gunste van de begunstigde van het beslag.
Het beslag op goederen die toebehoren aan de debiteur in het bezit van derden wordt gelegd door betekening van de akte aan de derde (artikel 546 van het Wetboek Burgerlijke Procedure) en aan de debiteur in overeenstemming met de artikelen 137 en volgende. De betekening van de akte vormt de centrale en de beslissende fase van het beslag bij derden hoewel de akte bestaat uit meerdere elementen.
De akte bestaat uit twee afzonderlijke delen: het eerste deel wordt ingevuld door de schuldeiser die het beslag aanvat en bevat de elementen vervat in artikel 543 van het Wetboek Burgerlijke Procedure; het tweede deel, ingevuld door de gerechtsdeurwaarder, bevat alle elementen vereist door artikel 492 van het Wetboek Burgerlijke Procedure.
De elementen vermeld in de artikelen 543 en 492 van het Wetboek Burgerlijke Procedure zijn de volgende :
- 1. de opgave van de woonst of de woonstkeuze van de schuldeiser binnen het arrondissement van de rechtbank;
- 2. vermelding van de vordering die het voorwerp uitmaakt, van de aanmaning en van de ingebrekestelling;
- 3. vermelding van de goederen die verschuldigd zijn door de derde;
- 4. dagvaarding van de derde en van de debiteur om te verschijnen voor de uitvoeringsrechter van de woonplaats van de derde opdat zij de verklaringen zouden doen voorzien in artikel 547;
- 5. aanmaning rechtstreeks en specifiek verstuurd door de gerechtsdeurwaarder aan de debiteur die het voorwerp uitmaakt van het beslag;
- 6. het bevel aan de derde om niet te beschikken over de goederen en de sommen die door hem verschuldigd zijn binnen de grenzen van het bedrag van de vordering die het voorwerp uitmaakt van het beslag, vermeerderd met 50 %, zonder machtiging van de rechter;
- 7. verzoek aan de debiteur om bij de griffie van de uitvoeringsrechter zijn woonplaats of woonstkeuze in één van de gemeentes van het arrondissement van de rechter gelast met de uitvoering van het beslag op te geven, hem te verwittigen dat ingeval van niet aangifte of van aangifte van een onvindbaar adres van de woonst of woonstkeuze, de kennisgevingen of mededelingen in de toekomst te zijner attentie zullen worden verstuurd aan de griffie van de voormelde rechter;
- 8. de verwittiging dat de debiteur luidens artikel 495 kan vragen om de goederen en de sommen die in beslag genomen werden, worden vervangen door een geldsom voor een bedrag gelijk aan het bedrag van de vordering verschuldigd aan de schuldeiser die het beslag heeft aangevat en aan de andere schuldeisers die zijn tussengekomen in de procedure met inbegrip van het kapitaal, de intresten en de kosten alsook de kosten van uitvoering op voorwaarde dat op straffe van ontoelaatbaarheid de vordering zou worden neergelegd op de griffie vóór de verkoop in overeenstemming met de artikelen 530, 552 en 569, vergezeld van een som die niet lager mag zijn dan één vijfde van het bedrag van de vordering die het voorwerp uitmaakt van het beslag en van de vorderingen verschuldigd aan de schuldeisers die zijn tussengekomen in de procedure, verminderd met de stortingen die zijn uitgevoerd en waarvoor bewijsdocumenten moeten worden voorgelegd.
Het gebrek aan één enkel van de elementen vermeld in de artikelen 543 en 492 van het Wetboek Burgerlijke Procedure, en daar het gaat om essentiële voorwaarden van de akte, brengt de nietigheid van de procedure met zich mee en in bepaalde gevallen het juridische niet bestaan van het beslag.
3. UITVOERING van het beslag
Het derdenbeslag wordt niet effectief door de loutere betekening van de akte voorzien door artikel 543 van het Wetboek Burgerlijke Procedure - die voor de derde onmiddellijk de door hem verschuldigde goederen en sommen onbeschikbaar maakt - maar door de formele verklaring van de derde of door de gerechtelijke vaststelling van de vordering tijdens de zitting. Het is enkel door deze beide procedés dat exact de goederen en de sommen kunnen worden bepaald waarvoor de derde debiteur is of die zaken die hij bezit alsook het ogenblik waarop hij ze moet betalen of overmaken in voorkomend geval.
Tussen de datum van betekening van de akte van beslag en de dag van de zitting moet een termijn gerespecteerd worden van tien dagen voorzien in artikel 501 van het Italiaanse Wetboek Burgerlijke Procedure. De gerechtsdeurwaarder die is overgaan tot de betekening van de akte moet onmiddellijk het origineel neerleggen op de griffie van de rechtbank van de bijlagen - voor de samenstelling van het dossier van de uitvoering. Dit dossier moet de uitvoerbare titel bevatten en de ingebrekestelling die de schuldeiser die de procedure heeft aangevat moet neerleggen op de griffie op het ogenblik van de inschrijving op de rol van de procedure.
4. BEVOEGDE RECHTER
De vierde alinea van artikel 543 bepaalt dat de derde en de debiteur moeten verschijnen voor de bevoegde rechter van de woonplaats van de derde. Dit gezegd zijnde, zou dit artikel dat zelden wordt toegepast, in tegenspraak kunnen zijn met artikel 26 van het Wetboek Burgerlijke Procedure. Artikel 26 bepaalt immers dat voor de gedwongen uitvoering op de roerende of onroerende goederen de bevoegde rechter diegene is van het arrondissement waar de goederen zich bevinden. Welnu, men kan niet uitsluiten dat de roerende goederen van de debiteur zich op een andere plaats kunnen bevinden dan de woonst van de derde.
Tenslotte moet worden opgemerkt dat luidens artikel 2914, dat betrekking heeft op de vervreemdingen voorafgaand aan het beslag:
"Hoewel voorafgaand aan het beslag hebben geen enkel nadelig gevolg voor de schuldeiser die de beslagprocedure heeft aangevat en de schuldeiser die tussen is gekomen in de procedure:
1) vervreemdingen van roerende goederen of van onroerende goederen ingeschreven in openbare registers die werden overgeschreven na het beslag;
2) overdrachten van vorderingen betekend aan de debiteur en door hem aanvaard na het beslag;
3) vervreemdingen van een universaliteit van roerende goederen die geen definitieve datum heeft;
4) vervreemdingen van roerende goederen waarvan de eigendomsoverdracht geen plaats gevonden zou hebben voor het beslag behalve indien deze voortvloeien uit een akte met een definitieve datum.
Beslag op vliegtuigen en op schepen
1. VOORAF
In deze materie wordt de gedwongen uitvoering exclusief geregeld door de bijzondere bepalingen vervat in artikel V van boekdeel IV van het Italiaanse wetboek over de navigatie, alsook in artikel IV van het reglement van uitvoering, goedgekeurd bij Decreet van de Voorzitter van de Italiaanse Republiek van 15.2.1952, nummer 328. Er mag dus in geen enkel geval worden verwezen naar de bepalingen van het Wetboek Burgerlijke Procedure, behoudens in de gevallen waarin het Wetboek over de navigatie of voormeld reglement uitdrukkelijk verwijzen naar het Wetboek Burgerlijke Procedure.
Artikel 650 - en 1061 - van het Wetboek over de navigatie bepaalt dat het beslag op schepen, vlottende elementen of luchtvaartuigen wordt uitgevoerd op verzoek van de schuldeiser, na betekening van de akte van beslag aan de eigenaar of aan de commandant. Wanneer evenwel het beslag betrekking heeft op schepen of op vliegtuigen :
1. is de vorm van het beslag niet deze voorzien in het Wetboek Burgerlijke Procedure : de gerechtsdeurwaarder gaat niet over tot opzoeking noch tot de identificatie van het schip of het vliegtuig luidens artikel 513 van het Wetboek Burgerlijke Procedure;
2. wordt de gedwongen uitvoering exclusief geregeld door de bijzondere bepalingen vervat in titel V van boekdeel IV van het Italiaanse Wetboek over de navigatie alsook in artikel IV van het reglement van uitvoering, goedgekeurd bij Decreet van de Voorzitter van de Italiaanse Republiek 15.2.1952, nummer 328;
3. De gerechtsdeurwaarder beperkt zich ertoe om de akte van beslag te betekenen aan de eigenaar of aan de commandant.
2. TERRITORIALE BEVOEGDHEID
De rechtbank van het arrondissement waarin het schip - artikel 643 - of het vliegtuig - artikel 1055 - zich bevindt, is bevoegd.
Artikel 643 - Bevoegdheid
1. De gedwongen uitvoering wordt gebracht voor de rechtbank van het arrondissement waarin het schip of het vlottend element zich bevindt.
2. Het gerechtelijk en bewarend sekwester van schepen of vlottende elementen wordt toegestaan door de bevoegde rechtbanken in overeenstemming met het Wetboek Burgerlijke Procedure.
Artikel 1055. Bevoegdheid
De gedwongen uitvoering wordt gebracht voor de rechtbank van het arrondissement waarin het vliegtuig zich bevindt.
Het bewarend en gerechtelijk sekwester wordt toegestaan door de bevoegde rechtbanken in overeenstemming met het Wetboek Burgerlijke Procedure.
3. INGEBREKESTELLING
De gedwongen uitvoering met betrekking tot schepen en hun toebehoren, wordt exclusief geregeld door de bijzondere bepalingen vervat in het Wetboek over de navigatie alsook in het reglement van uitvoering ervan. De schuldeiser die de beslagprocedure aanvat, bevindt zich immers in de onmogelijkheid om de normale procedure te kiezen, zoals voorzien in het Wetboek Burgerlijke Procedure.
De ingebrekestelling die wordt betekend door de schuldeiser aan de debiteur kent een termijn toe van 24 uur aan de debiteur om zich te kwijten van zijn verplichtingen. De geldigheidstermijn van de ingebrekestelling die wordt uitgebracht door de schuldeiser om over te gaan tot het beslag op schepen of vliegtuigen bedraagt dertig dagen: indien binnen de 30 dagen na de ingebrekestelling niet werd overgegaan tot het beslag is de ingebrekestelling nietig.
4. VERKOOP
Luidens de artikelen 653 (schepen) en 1065 (vliegtuigen), kan de schuldeiser die de procedure aanvat uiterlijk dertig dagen vóór het beslag en uiterlijk dertig dagen na het beslag, de verkoop van het schip of van het vliegtuig vorderen door hiertoe een verzoek neer te leggen voor de uitvoeringsrechter die hiertoe bevoegd is.
Het verzoekschrift neergelegd voor de uitvoeringsrechter moet worden betekend aan de debiteur eigenaar van het goed, aan de hypothecaire schuldeisers, aan de schuldeisers die zijn tussengekomen in de procedure, in overeenstemming met artikel 499 van het Wetboek Burgerlijke Procedure, waarbij hun wordt gevraagd om hun opmerkingen mee te delen over de voorwaarden van de verkoop alsook in het geval van een buitenlands vliegtuig aan de consul van de Staat waarvan het vliegtuig afkomstig is.
Teruggave en consignatie
1. TERUGGAVE
De schuldeiser die voorzien is van de uitvoerbare titel in uitvoerbare vorm, moet, teneinde te kunnen overgaan tot de gedwongen uitvoering, gezegde titel alsook de ingebrekestelling betekenen.
Artikel 608 van het Wetboek Burgerlijke Procedure - Modaliteit van teruggave - eerste alinea bepaalt dat de uitvoering begint op het ogenblik van de betekening van het bericht waarmee de gerechtsdeurwaarder aan de betreffende partij binnen een termijn van minstens tien dagen, meedeelt dat zij gehouden is om het onroerend goed terug te bezorgen op de dag en het uur van de uitvoering.
De uitvoering van de teruggave wordt toevertrouwd aan de gerechtsdeurwaarder hoewel de tussenkomst van de rechter evenwel voorzien is wanneer in de loop van de uitvoering zich moeilijkheden voordoen die geen enkel uitstel toelaten. In dit geval bepaalt artikel 610 van het Wetboek Burgerlijke Procedure dat elkeen van de partijen kan vragen aan de uitvoeringsrechter dat gepaste tijdelijke maatregelen zouden worden toegepast.
Op de voorziene dag en uur begeeft de gerechtsdeurwaarder zich met de uitvoerbare titel met de ingebrekestelling en met het bericht, naar de plaats waar de onroerende goederen zich bevinden die moeten worden terugbezorgd, teneinde over te gaan tot de uitvoering.
Er dient verder te worden vermeld dat het in overeenstemming met de bepalingen van de artikelen 608 en 513 van het Wetboek Burgerlijke Procedure hoort tot de bevoegdheden en de taken van de gerechtsdeurwaarder, om de deuren, bergingen of containers te openen, om het door de debiteur of door derden geboden verzet te overwinnen, of om personen te verwijderen die de uitvoering belemmeren.
Wanneer de gerechtsdeurwaarder in het betreffende onroerend goed de debiteur aantreft of een ander persoon die met hem leeft, bestaat de eerste formele uitnodiging erin de overhandiging van de sleutels te vragen en vervolgens naargelang van de gevallen :
- a. alle roerende goederen die niet door de uitvoering getroffen zijn elders te transporteren;
- b. in het onroerend goed dat moet worden terugbezorgd geen kostbare goederen of andere voorwerpen van waarde achter te laten - in de hypothese dat de debiteur zou verklaren niet te beschikken over een andere plaats waar hij zijn roerende goederen kan onderbrengen.
Indien de debiteur geen enkel verzet biedt en spontaan de sleutels overmaakt, gaat de gerechtsdeurwaarder over tot de verzending in bezit, en indien daarentegen de debiteur weerstand biedt, doet de gerechtsdeurwaarder de openbare macht tussenkomen.
Indien op de plaats van de uitvoering noch de debiteur noch een andere persoon aanwezig zouden zijn en de gerechtsdeurwaarder zou een gesloten toegangsdeur aantreffen, staat de wet toe om over te gaan tot de gedwongen opening in de mate waarin de aanwezigheid van de debiteur, die regelmatig werd op de hoogte gebracht van de verplichting tot teruggave, geen noodzakelijke voorwaarde vormt voor de verzending in het bezit van de verzoeker.
Eens alle moeilijkheden opgelost die in eerste fase van de uitvoering worden aangetroffen, bezorgt de gerechtsdeurwaarder aan de verzoeker of aan iedere andere door hem aangestelde persoon, het roerende goed terug.
Artikel 609 van het Wetboek Burgerlijke Procedure bepaalt dat indien zich in het onroerend goed roerende goederen bevinden die toebehoren aan de partij die het onroerend goed moet terug bezorgen, en deze roerende goederen moeten niet worden terugbezorgd aan de verzoeker - in het geval van een ongemeubeld appartement bijvoorbeeld - de gerechtsdeurwaarder kan beslissen, in het geval waarin de debiteur ze niet onmiddellijk zou meenemen, om ze te bewaren op het teruggegeven goed onder de verantwoordelijkheid van de verzoeker, indien deze ermee instemt om ze te bewaren of om ze naar een andere plaats te vervoeren.
Het kan voorkomen dat onder de voorwerpen die worden meegenomen of geïnventariseerd er zich goederen bevinden die het voorwerp uitmaken van beslag of van een sekwester. In dit geval is de gerechtsdeurwaarder gehouden om onmiddellijk de schuldeiser die de beslagprocedure of de sekwesterprocedure heeft aangevat op de hoogte te brengen van de teruggave, en de uitvoeringsrechter voor de eventuele vervanging van de bewaarder.
2. CONSIGNATIE
Artikel 2930 van het Wetboek Burgerlijke Procedure bepaalt dat in het geval de verplichting tot consignatie van een roerend of onroerend goed, niet zou zijn nageleefd, de rechthebbende de gedwongen consignatie kan verkrijgen in overeenstemming met de bepalingen van het Wetboek Burgerlijke Procedure. In dit geval wordt de gedwongen uitvoering uitgevoerd in overeenstemming met de bepalingen van de artikelen 605 en volgende van het Wetboek Burgerlijke Procedure.
Uitvoerbare titel. De gedwongen uitvoering van een consignatie kan enkel plaatsvinden op grond van de uitvoerbare titels vermeld in de punten 1) en 3) van de tweede alinea van artikel 474 van het Wetboek Burgerlijke Procedure:
- de arresten, de maatregelen en de andere akten waaraan de wet uitvoerbare kracht toekent zoals beschikkingen, decreten, proces-verbaal van gerechtelijke verzoening;
- de akte verleden voor een notaris of een andere openbare ambtenaar wettelijk gemachtigd om deze te verlijden.
Ingebrekestelling. De ingebrekestelling van consignatie van roerende goederen moet naast de vermeldingen voorzien in artikel 480, de beknopte omschrijving bevatten van de betreffende goederen.
Indien de uitvoerbare titel de termijn van de consignatie aangeeft, wordt het bevel uitgegeven onder verwijzing naar deze termijn.
De consignatieprocedure van roerende goederen - specifieke gedwongen uitvoering - eens de termijn in de ingebrekestelling verstreken, wordt uitgevoerd in de volgende fasen:
- a. De gerechtsdeurwaarder gaat met de uitvoerbare titel en met de ingebrekestelling ter plaatse waar de goederen zich bevinden;
- b. Er moet nader worden vermeld dat de goederen die geconsigneerd moeten worden,verplicht beschreven moeten worden in de uitvoerbare titel en/of in de ingebrekestelling waarbij wordt vermeld dat de eventuele beschrijving of documenten gevoegd bij de titel en/of de ingebrekestelling niet geldig zijn zelfs indien ze door de debiteur getekend zijn;
- c. Hij consigneert de goederen aan de verzoeker - of aan iedere door hem aangestelde persoon - die ze afhaalt en die ze naar een andere plaats vervoert. Het is evident dat daar het niet gaat om een beslag, de partij die het goed ontvangt niet gehouden is om de plaats aan te geven waar deze zou worden overgebracht daar zij hiervan de exclusieve eigenaar is.
Krachtens de bevoegdheden die hem worden toegekend door de wet - artikel 513 van het Wetboek Burgerlijke Procedure - kan de gerechtsdeurwaarder de goederen elders zoeken dan op de plaats vermeld in de akte met inbegrip van andere plaatsen dan deze die toebehoren aan de persoon die gezegde goederen moet consigneren.
In het geval waarin het goed in het bezit zou zijn van een derde - vreemd aan de uitvoering - die er niet mee zou instemmen aan te duiden waar het zich bevindt, is het noodzakelijk om een bijzondere machtiging te krijgen van de Voorzitter van de Rechtbank of van zijn afgevaardigde, voor de gedwongen consignatie van het goed waar ook de plaats waar het zich bevindt tenzij dergelijke machtiging reeds vervat is in de uitvoerbare titel.
Wanneer het noodzakelijk is om over te gaan tot de opening van deuren, bergruimte of containers of om de weerstand, van debiteurs of van derden, te overwinnen of nog om personen te verwijderen die de uitvoering van het beslag belemmeren, kan de gerechtsdeurwaarder naargelang van de omstandigheden en indien dit noodzakelijk is, de bijstand vragen van de openbare macht.
Artikel 607 bepaalt dat indien de goederen die moeten worden geconsigneerd in beslag genomen werden, de consignatie niet kan plaatsvinden en de verzoeker zijn rechten moet laten gelden via een derdenverzet, in overeenstemming met de artikelen 619 en volgende.
Beslag op onverdeelde goederen
1. VOORAF
Het patrimonium van de debiteur is niet altijd samengesteld uit goederen waarvan hij exclusief eigenaar is maar kan ook bestaan uit goederen die in mede-eigendom zijn met andere personen zoals bijvoorbeeld goederen ontvangen als erfgenaam samen met andere mede-erfgenamen (erfgemeenschap) of goederen die men bezit onder het stelsel van wettelijke gemeenschap tussen echtgenoten.
In deze gevallen, wanneer de goederen in het bezit zijn van meerdere personen, worden zij aangeduid als onverdeelde goederen. De gemeenschap kan betrekking hebben op het eigendomsrecht maar eveneens op ieder ander zakelijk recht. De gedwongen uitvoering die betrekking heeft op onverdeelde goederen wordt geregeld door de artikelen 599, 600 en 601 van het Wetboek Burgerlijke Procedure, aangevuld door de artikelen 180 en 181 van de toepasselijke bepalingen.
De eerste alinea van artikel 599 van het Wetboek Burgerlijke Procedure bepaalt: "Kunnen worden in beslag genomen de onverdeelde goederen met inbegrip wanneer alle onverdeelde eigenaars niet schuldig zijn opzichtens de schuldeiser".
Dit betekent dat wanneer het beslag betrekking heeft op onverdeelde goederen dit onvermijdelijk op onrechtstreekse wijze impliceert dat er personen zijn die niet getroffen zijn door de vordering. Bijgevolg moet eens het beslag gelegd, de schuldeiser die de beslagprocedure heeft aangevat - in overeenstemming met de tweede alinea van artikel 599 van het Wetboek Burgerlijke Procedure en artikel 180 van de bepalingen van toepassing van hetzelfde Wetboek - aan de andere mede-eigenaars een bericht van beslag betekenen.
De betekening van het bericht van beslag van een onverdeeld goed aan de onverdeelde eigenaars die niet debiteur zijn heeft twee doelstellingen:
- 1. het verbod opleggen om geen afstand te doen van de gemeenschappelijke goederen zonder beslissing van de rechter;
- 2. het verhoor van alle betrokken personen zoals voorzien in artikel 600 van het Wetboek Burgerlijke Procedure.
De onverdeelde goederen kunnen roerende of onroerende goederen zijn, maar ook vorderingen:
zoals bijvoorbeeld actieve saldo's van rekening-courant in naam van meerdere personen met dezelfde hoedanigheid om verrichtingen uit te voeren, met inbegrip op individuele wijze. In dit geval worden de betrokken personen beschouwd (luidens artikel 1854 Wetboek Burgerlijke Procedure) hoofdelijke schuldeiser te zijn van het actieve saldo.
De gedwongen uitvoering van de onverdeelde goederen kan gebeuren volgens drie modaliteiten:
- scheiding van de reserve;
- verdeling van het goed;
- verkoop van het onverdeelde goed.
2. SCHEIDING IN NATURA VAN HET AANDEEL VAN DE DEBITEUR
Op vraag van de schuldeiser die de beslagprocedure heeft aangevat of van de onverdeelde eigenaars en na alle betrokken personen te hebben gehoord, gaat de uitvoeringsrechter over wanneer dit mogelijk is, tot de scheiding van het aandeel in natura dat toebehoort aan de debiteur.
3. VERDELING VAN HET GEMENE GOED
Indien de scheiding in natura niet zou worden gevraagd of ze niet mogelijk zou zijn beslist de rechter over te gaan tot de verdeling van het goed in overeenstemming met het Burgerlijk Wetboek, in de mate waarin hij van oordeel is dat de verkoop van het onverdeelde goed zal gebeuren aan de prijs die gelijk is aan of hoger dan het bedrag van de waarde van het goed in overeenstemming van de bepalingen in artikel 568 van het Wetboek Burgerlijke Procedure.
In een dergelijke situatie wordt de uitvoering opgeschort in overeenstemming met artikel 600 van het Wetboek Burgerlijke Procedure totdat de verdeling het voorwerp heeft uitgemaakt van een akkoord tussen partijen of dat een arrest werd uitgesproken waarbij definitief het aandeel werd vastgelegd dat toebehoort aan de debiteur op het onverdeelde goed.
De verdeling van een onverdeeld goed is van toepassing wanneer het mogelijk is de delen vast te stellen waarover vrij en autonoom genot kan worden uitgevoerd; het wordt inderdaad ingewikkelder wanneer het niet mogelijk is om homogene en gelijke delen vast te stellen tussen alle onverdeelde eigenaars (Hof van Cassatie , Kamer II, 3 mei 1996, nummer 4111).
Uit economisch en functioneel oogpunt moet de verdeling toelaten om met inbegrip van in een kleinere mate, de functionaliteit te behouden dat het onverdeelde goed had in zijn geheel, rekening houdend met de bestemming en het normale gebruik van het goed. (Hof van Cassatie, Kamer II, 7 februari 2002, nummer 1738); dit moet erin bestaan om het goed te verdelen in meerdere gescheiden porties zodat van elkeen genot kan worden gehad, autonoom, door elk van de onverdeelde eigenaars, volgens de gebruikelijke en normale functie van het goed in zijn geheel (Hof van Cassatie, Kamer II, 23 oktober 2001, nummer 12998; Hof van Cassatie, Kamer II; 24 november 1998, nummer 11891).
4. DE VERKOOP VAN HET ONVERDEELDE GOED
In het geval dat het onverdeelde goed niet zou kunnen worden verdeeld, kan de uitvoeringsrechter beslissen dat het onverdeelde deel dat toebehoort aan de debiteur die het voorwerp uitmaakt van het beslag, wordt verkocht. De verkoop van een onverdeelde deel brengt een gedeeltelijke wijzing van de structuur van het onverdeelde goed met zich mee, daar in tegenstelling tot de scheiding in natura zij geen enkele vermindering van het geheel van het onverdeelde goed met zich meebrengt en geen enkele beperking inhoudt van de rechten van de andere onverdeelde eigenaars in de mate waarin de verhouding van onverdeeldheid niet ontbonden wordt.
Artikel 600. Oproeping van de onverdeelde eigenaars.
Op vraag van de schuldeiser die de beslagprocedure heeft aangevat of van de onverdeelde eigenaars en na alle betrokken personen te hebben gehoord gaat de uitvoeringsrechter wanneer dit mogelijk is over tot de scheiding in natura van het aandeel dat toebehoort aan de debiteur.
In het geval waarin de scheiding in natura niet zou worden gevraagd of wanneer deze niet mogelijk zou zijn beslist de rechter om over te gaan tot de verdeling van het goed in overeenstemming met het Burgerlijk Wetboek in de mate waarin hij van oordeel is dat de verkoop van het onverdeelde goed zal gebeuren aan een prijs die gelijk is of hoger aan het bedrag van de waarde van het goed in overeenstemming met de bepalingen van artikel 568.
Artikel 180. Bericht van beslag van het goed aan de onverdeelde eigenaars.
Het bericht aan de onverdeelde eigenaars in het geval voorzien in de tweede alinea van artikel 599 van het Wetboek Burgerlijke Procedure moet de identiteit bevatten van de schuldeiser die de beslagprocedure heeft aangevat, de identificatie van het in beslag genomen goed alsook de datum van het beslag en van de overschrijving ervan.
Het bericht moet worden getekend door de schuldeiser die de beslagprocedure heeft aangevat.
Door dit bericht of door enig ander afzonderlijk bericht moeten de betrokkenen worden opgeroepen voor de uitvoeringsrechter opdat hun de bepaling van artikel 600 van het Wetboek zouden worden meegedeeld.